De grenzen van vrijheid
In een liberale democratie is censuur niet te gerechtvaardigen
In plaats van een infectie te behandelen als deze eenmaal heeft toegeslagen, het debunken, is het beter om te vaccineren, zodat ons lichaam wordt ingeënt. Pre-bunking is dezelfde aanpak.
Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie (EPP)
In een wereld waar polarisatie, oorlog en botsende wereldmachten het dagelijkse nieuws domineren, krijgen we elke dag opnieuw een stortvloed aan informatie over ons heen. Wat waar is en wat niet, wordt steeds moeilijker om te bepalen. Burgers kunnen deze informatie vaak niet meer verifiëren. Dit heeft grote invloed op het publieke debat. Daarnaast zorgen politieke voorkeuren voor spanningen. Onze ideeën over ‘het goede’ verschillen, en ons westerse wereldbeeld wordt soms aan het wankelen gebracht. Termen als desinformatie, het opzettelijk verspreiden van valse informatie om mensen te misleiden, en misinformatie, het onbedoeld verspreiden van onjuiste informatie, zijn inmiddels onderdeel van ons dagelijks vocabulaire. En de roep om ingrijpen wordt steeds luider.
Daarom introduceerde Ursula von der Leyen het Europese ‘Democratie Schild’ tijdens het Copenhagen Democracy Congress op 14 mei 2024. Een schild dat ons beschermt tegen invloeden van onder andere buitenlandse mogendheden, die ons dagelijks overspoelen met desinformatie. Volgens haar moeten we mensen vaccineren tegen desinformatie door in plaats van achteraf foute informatie te ontkrachten (debunken), vooraf mensen proberen te wapenen tegen manipulatieve technieken, oftewel pre-bunken.
Hoewel pre-bunken nobel lijkt en bedoeld is als een preventieve maatregel om bewustwording te bevorderen, roept het ook fundamentele vragen op over de grenzen van vrije meningsuiting en de dreiging van censuur in onze democratie. Hoe verhoudt pre-bunken zich tot onze democratische waarden zoals vrijheid en gelijkwaardigheid? Elke vorm van censuur, waar een overheid voor publicatie toezicht op houdt met de mogelijkheid om ze te labelen als juist of onjuist (Van Dale), is ondemocratisch en volgens de Nederlandse grondwet niet toegestaan. In een gezonde en liberale democratie is er alle ruimte om meningen te uiten, informatie te vergaren, en zo een eigen afweging te maken over hoe we ons verhouden tot de wereld om ons heen. Door censuur toe te staan, betreden we een Orwelliaans pad richting een ‘Ministerie van Waarheid’ dat bepaalt wat waar is en wat niet, wat goed is en wat niet, wie mag spreken en wie niet. Censuur ondermijnt niet alleen onze liberale democratie. Met pre-bunken dringt het ook onze vrije geest binnen. Daarom is censuur in een vrije democratie niet te rechtvaardigen.
In de geschiedenis van de filosofie is veel nagedacht over censuur en verwante thema’s, zoals de vrijheid van meningsuiting, waarheid en macht. Wellicht kan deze rijke geschiedenis ons een nieuw perspectief bieden op de hedendaagse ontwikkelingen.
De wijsheid in pacht (plato)
We beschouwen vrijheid van meningsuiting als een fundamenteel recht in hedendaagse liberale democratieën. We hebben de mogelijkheid om informatie te zoeken, te delen en te analyseren. Op basis daarvan kunnen we een goed geïnformeerde mening ontwikkelen. De recente suggestie van Von der Leyen om informatie te pre-bunken roept dan ook vragen op. Hoewel pre-bunken bedoeld is om de democratie te beschermen, kan het ook gezien worden als een vorm van censuur. Wie heeft immers de wijsheid in pacht om te bepalen wat goede of foute informatie is waartegen we gevaccineerd moeten worden?
Het idee van het vooraf selecteren en controleren van informatie is niet nieuw. In Plato’s Ideale staat lag de macht over het publieke discours bij filosoof-koningen. Dit waren goed opgeleide leiders, die werden geacht te handelen in het belang van het algemene goed. Zij dachten diep na over ‘het goede’ en gebruikte de rede om tot waardevolle inzichten te komen. Daarnaast leefden ze sober en zonder persoonlijk bezit. Dit was om te voorkomen dat hun menselijke drijfveren zoals hebzucht hun oordeel zouden corrumperen (Geschiedenis van de filosofie, p.177).
Hoewel dit model vanuit Plato’s perspectief rationeel lijkt, is het minder rationeel in een representatieve democratie. Hier zijn volksvertegenwoordigers geen filosoof-koningen. Ze staan met beide voeten in de klei van de alledaagse politiek. Hun beslissingen worden niet geleid door pure rede, maar vaak door een cocktail van persoonlijke belangen, partijpolitiek en publieke opinie. Dit moet toch aanzetten tot denken? Zijn zij wel in staat om objectief te oordelen over wat ‘ware kennis’ of ‘foute informatie’ is? In een representatieve democratie is er immers geen mechanisme ingebouwd om menselijke drijfveren volledig uit te schakelen. Zelfs bij goedbedoelde initiatieven zoals pre-bunking is het noodzakelijk om scherp te blijven en af te wegen of men misschien niet onbedoeld de deur naar misbruik opent.
De staat, zoals Plato die zag, is georganiseerd rond drie hoofdtaken: voedselvoorziening en levensonderhoud, besturen door de rede en verdedigen tegen externe vijanden (Geschiedenis van de filosofie, p.176). Vanuit dit laatste punt zou pre-bunken gerechtvaardigd kunnen zijn. Von der Leyens argument is immers dat Russische desinformatie een bedreiging vormt voor onze democratie. Dit sluit aan bij het idee dat de staat de taak heeft om haar burgers te beschermen. Door het herkenningsmechanisme voor desinformatie bij burgers te bevorderen, worden niet alleen burgers beschermd, maar ook de fundamenten van onze democratie, zo oppert Van der Leyen.
Hier doet zich echter een probleem voor. Hoe ziet pre-bunking er concreet in de praktijk uit? Neem bijvoorbeeld de Roemeense presidentsverkiezingen van december 2024. Tijdens deze verkiezing won kandidaat Calin Georgescu de eerste ronde. Deze uitslag werd echter ongeldig verklaard. Men beweerde dat hij had gewonnen door een gecoördineerde Russische mediacampagne op TikTok. Als pre-bunking effectief zou worden toegepast, zouden kiezers in theorie beter in staat zijn om zulke beïnvloedingscampagnes te herkennen en te doorzien. Dit zou echter pas werken als er vooraf duidelijke en transparante criteria zijn vastgesteld over wat precies wordt beschouwd als beïnvloeding of desinformatie. Zonder deze criteria bestaat het risico dat de burger onzeker blijft over wat als manipulatie wordt gezien, wat de effectiviteit van pre-bunking ondermijnt.
Daarnaast is er het probleem van de beperkte toegang tot onafhankelijke bronnen van informatie. Sinds het uitbreken van de oorlog tussen Rusland en Oekraïne, hebben Europese burgers geen directe toegang meer tot Russische media (De Correspondent). Dit maakt het moeilijk om, vanuit verschillende perspectieven, tot een goed geïnformeerd standpunt te komen. Deze beperking raakt de vrijheid om informatie te vergaren en vormt een inbreuk op het recht op vrije meningsuiting (Ministerie van Justitie en Veiligheid). Wanneer de burger afhankelijk wordt van informatie die al door anderen is gefilterd en ingekaderd, bestaat het risico van een te eenzijdig perspectief op de wereld.
Hoewel het bestrijden van desinformatie een legitiem doel is, mogen de risico’s van censuur niet worden onderschat. Zonder vrije toegang tot informatie en een open publiek debat wordt de kern van de liberale democratie ondermijnd. Zoals Plato betoogde, is het vertrouwen op de wijsheid van een selecte groep in veel gevallen gevaarlijk, zeker als deze niet immuun is voor menselijke drijfveren.
De bron van de kennis (Thomas van Aquino)
De controle op kennis is door de geschiedenis heen verschoven. Waar bij Plato de filosoof-koning ware kennis beheerde, werd in de Middeleeuwen de kerk de hoeder van de waarheid. Door middel van dogmatiek bepaalde de kerk welke ideeën en overtuigingen juist of onjuist waren, getoetst aan de goddelijke waarheid en de kerkelijke leer. Tijdens de Verlichting werd de bovennatuurlijke, goddelijke waarheid achtergelaten en werd er steeds meer vertrouwd op de wetenschap als middel om tot objectieve kennis te komen. In het huidige informatietijdperk is de waarheid steeds meer vervangen door een wirwar aan perspectieven en subjectieve interpretaties. Dit wordt aangewakkerd door de snelle verspreiding van informatie via sociale media. Dit roept vragen op over de bron van kennis en hoe deze beschermd moeten worden. Het debat rondom desinformatie lijkt ook steeds urgenter te worden. Mede doordat steeds meer politici wijzen op de gevaren ervan.
Zo waarschuwde Jacinda Ardern, voormalig premier van Nieuw-Zeeland, in haar toespraak voor de Verenigde Naties voor de gevaren van mis- en desinformatie. Ze benadrukte dat verkeerde interpretaties van feiten schadelijk kunnen zijn voor de samenleving. Ze kunnen zelfs essentiële waarden zoals vrijheid van meningsuiting en democratie onder druk kunnen zetten. Volgens haar versterkt sociale media deze dynamiek door algoritmes die extreme standpunten voorrang geven, wat kan leiden tot polarisatie en wantrouwen in feiten. Ook in de Middeleeuwen was er volgens de dogmatiek van de kerk sprake van desinformatie. Verspreiders werden toen ketters en heidenen genoemd. Alle meningen in strijd met het geloof moesten volgens filosoof Thomas van Aquino stevig worden gecorrigeerd als deze niet binnen de grenzen van de goddelijke waarheid vielen (Geschiedenis van de filosofie, p.174). Van Aquino zou, net als Ardern, pleiten voor een stevige aanpak van desinformatie om de waarheid weer binnen de grenzen van het narratief te brengen.
Hoewel Van Aquino het gevaar van desinformatie zou erkennen, biedt zijn filosofie een belangrijke verdieping. Hij zou zich afvragen of het debat over ware kennis draait om ‘weten’ of ‘kennen’. Van Aquino maakte hier een duidelijk onderscheid. ‘Weten’ verwijst naar objectieve kennis van de wetmatigheden van de wereld, zoals vastgelegd door de rede en wetenschap. ‘Kennen’ is een subjectieve aangelegenheid, waarbij persoonlijke interpretatie en context een rol spelen. Toch is volgens hem het menselijk kennen altijd begrensd, omdat er een bovennatuurlijke, goddelijke waarheid bestaat die het menselijk verstand te boven gaat (Geschiedenis van de filosofie, p.174).
Dit onderscheid is relevant in de hedendaagse discussie over de bron van kennis. Ardern zegt in haar toespraak dat we de oorlog tussen Rusland en Oekraïne niet kunnen stoppen als we door mis- of desinformatie geloven dat het een nobele daad is. Vanuit het westerse perspectief is deze uitspraak logisch, aangezien de invasie hier als onrechtmatig wordt beschouwd. De Russen bekijken dit echter vanuit een geheel ander perspectief. Zij zien het als een speciale militaire interventie ter bescherming van de Russische bevolking in de Donbas. De vraag is: gaat het hier over ‘weten’ of ‘kennen’? De oorlog zelf kan niet volledig worden gereduceerd tot objectieve feiten (weten). Al bestaan deze natuurlijk wel, zoals aantallen slachtoffers. De interpretatie van veel gebeurtenissen is echter sterk cultureel en politiek bepaald. Dit maakt het tot een kwestie van ‘kennen’.
Aangezien in liberale democratieën geen bovennatuurlijke, goddelijke waarheid meer erkend wordt en het hier over ‘kennen’ gaat, zou Van Aquino waarschijnlijk pleiten voor een open dialoog waarin verschillende visies aan bod komen. Alleen dan kan een breder begrip van de waarheid ontstaan. In de context van sociale media betekent dit het aanmoedigen van kritische reflectie, waarbij gebruikers niet blindelings vertrouwen op algoritmisch versterkte narratieven, maar actief verschillende perspectieven verkennen. De hedendaagse discussie over kennis vraagt om een balans tussen objectieve feiten en subjectieve interpretaties, waarbij ruimte moet zijn voor redelijke argumenten en open debat. Als dit is wat Von der Leyen bedoelt met pre-bunken, dan is niemand hier waarschijnlijk op tegen.
De noodzaak van informatie (Immanuel Kant)
Tijdens de Verlichting krijgt de individuele vrijheid van de mens een steeds belangrijkere rol in de samenleving en komt de mens steeds verder los van de dogmatiek van de kerk. Immanuel Kant, een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Verlichting, moedigt mensen aan zelfstandig te denken en los te komen van de voorgekauwde waarheden van de kerk. Volgens Kant ligt de essentie van vrijheid in het zelfstandig zoeken naar kennis, ondanks druk van autoriteiten, om vervolgens de moed te hebben uit eigen rede te spreken. Kant wijst erop dat mensen vaak uit angst voor het onbekende of uit gemakzucht de verantwoordelijkheid voor hun eigen denken aan anderen overlaten. Hij ziet de Verlichting als ‘de bevrijding van de mens uit de onmondigheid die hij aan zichzelf te danken heeft. Onmondigheid is het onvermogen zich van het verstand te bedienen zonder de leiding van een ander.’ Dit proces van bevrijding leidt niet alleen tot een bevrijding van de mens, maar draagt ook bij aan de vooruitgang van de samenleving (Erfenissen van de Verlichting, p.28). In dit licht zou hij kritisch kijken naar de hedendaagse omgang met informatie, zoals censuur.
In augustus 2024 schreef Mark Zuckerberg, eigenaar van Meta, een open brief waarin hij zijn spijt betuigt over de verregaande censuur van berichten over COVID-19. De Amerikaanse overheid oefende in die periode druk uit op sociale mediaplatforms om berichten te verwijderen die zij als mis- of desinformatie bestempelden. Zuckerberg, die eindelijk de moed had gevonden om zich uit te spreken, schreef in zijn brief:
Ik geloof dat de druk van de overheid verkeerd was en ik betreur het dat we daar niet duidelijker over zijn geweest. […] Ik denk ook dat we een aantal keuzes hebben gemaakt die we, achteraf gezien en met de kennis van nu, vandaag de dag niet meer zouden maken. (NOS)
Deze bekentenis toont aan dat de coronacrisis een periode was waarin het publieke debat ernstig werd beïnvloed en beperkt. Kant zou deze gang van zaken afkeuren omdat hij de publieke ruimte ziet als essentieel voor de ontwikkeling van kennis. Voor Kant is een goed geïnformeerd volk noodzakelijk, omdat burgers alleen op basis van rede kunnen achterhalen wat waar is en wat niet. De Verlichting bracht met deze gedachtegang een nieuwe manier van kennisverwerving tot stand, niet langer gebaseerd op absolute bronnen, maar op kritisch denken en gedeelde kennis (Erfenissen van de Verlichting, p.28).
In tijden van crisis kan censuur door overheden en Big Tech, zelfs met de beste bedoelingen, leiden tot een verarming van het publieke debat. Censuur beperkt de mogelijkheid van burgers om zelf tot een goed geïnformeerd oordeel te komen. Zo werden ten tijde van corona gerenommeerde wetenschappers met afwijkende visies weggezet als gevaarlijk en verwijderd van LinkedIn. Volgens Kant vormt dit een directe belemmering voor het proces van waarheidsvinding en de ontwikkeling van een geïnformeerde samenleving.
Hoewel vrijheid essentieel is, benadrukt Kant ook het belang van verantwoordelijkheid (IsGeschiedenis), want vrijheid zonder verantwoordelijkheid kan leiden tot chaos. Hij zou wellicht erkennen dat desinformatie in sommige gevallen schadelijk is, bijvoorbeeld bij een natuurramp of oorlog. Toch zou hij waarschuwen tegen het idee dat autoriteiten of bedrijven kunnen bepalen wat ware kennis is. Kritisch denken ontstaat juist door de confrontatie met verschillende perspectieven, ook als deze onjuist lijken of zijn, niet door deze te beperken. Een overheid die via Big Tech de informatievoorziening stuurt, ondermijnt de autonomie van burgers en de waarde van het publieke debat. Het risico bestaat dat de samenleving terugvalt in een tijdperk van onmondigheid, waarbij burgers afhankelijk zijn van een selectieve waarheid, voorgeschreven door machthebbers.
De vrijheid van meningsuiting (John Stuart Mill)
In de 19e eeuw legt John Stuart Mill, filosoof en klassiek liberaal, nog sterker de nadruk op het belang van individuele vrijheid, waaronder de vrijheid van meningsuiting. In On Liberty (1859) stelt Mill dat een individu alleen verantwoording verschuldigd is aan de samenleving als zijn handelingen anderen fysieke schade toebrengen, het zogenoemde niet-schadeprincipe. Dit principe maakt een scherp onderscheid tussen directe fysieke schade en immateriële schade. Immateriële schade, zoals gekwetste gevoelens of gekrenkte trots, valt niet onder Mills definitie van schadelijke handelingen, tenzij het leidt tot concrete en directe fysieke schade. Hij beschouwde vrijheid van meningsuiting als cruciaal voor zowel persoonlijke als maatschappelijke vooruitgang, waarbij open discussie en het delen van ideeën essentieel zijn voor het ontdekken van de waarheid. Dit moet gebeuren binnen de grenzen van het gezond verstand en zonder invloed van sociale druk en dogma’s (De geschiedenis van de filosofie).
Mill waarschuwt voor de gevaren van censuur, vooral wanneer deze door de overheid wordt uitgevoerd. Censuur beperkt de mogelijkheid tot ideeënuitwisseling en versterkt conformisme. Mill stelde dat de macht niet bij de overheid, maar bij mensen zelf moet liggen. Mensen moeten kritisch nadenken, verantwoordelijkheid nemen en elkaar aanspreken. Overheidsbemoeienis kan volgens Mill gebruikt worden als machtsmiddel en kan leiden tot een tirannie van de meerderheid waardoor de vrijheden van minderheden in gevaar komen (De paradox van vrijheid).
In 2023 introduceerde de Europese commissie de Digital Services Act (DSA), een wet die online platforms en diensten reguleert met als doel: ‘Betere bescherming van grondrechten, de aanpak van online misleiding en gebrekkige informatie, een gelijk speelveld voor bedrijven en digitale handel makkelijker maken’ (lees hier de hele nota). Het is een concreet instrument om de bredere Europese visie, van het democratische schild uit de inleiding, te realiseren. De DSA verplicht online platforms tot een jaarlijkse beoordeling van de risico’s van schadelijke online praktijken, waaronder de verspreiding van illegale inhoud, en tot maatregelen ter bescherming van gebruikersgegevens en bevordering van transparantie.
Hoewel deze doelen aantrekkelijk klinken en sommige onderdelen van de wet een positieve impact kunnen hebben, zou Mill kritisch staan tegenover de invoering van de DSA. Hij zou waarschuwen dat het vaststellen van wat ‘schadelijke online praktijken’ zijn en wat ‘illegale inhoud’ is, gevoelig is voor interpretatie en misbruik, waardoor censuur een machtsmiddel kan worden. De publieke ruimte is volgens Mill (en Kant) essentieel voor de ontwikkeling van kennis en rechtvaardigheid, dus ook de online publieke ruimte. De vraag is in hoeverre dit soort regulering het publieke debat beïnvloedt en wat de DSA daaraan bijdraagt, en waar het juist een risico vormt.
Mill leefde echter wel in een tijd zonder digitale platforms, waardoor hij niet kon voorzien wat de schade van digitale mis- en desinformatie zou zijn. Dit roept vragen op over de toepasbaarheid van zijn ideeën in een moderne context. Kan desinformatie die bijvoorbeeld polarisatie veroorzaakt of het vertrouwen in democratie ondermijnt, voldoende reden zijn voor overheidsingrijpen? Dit maakt de discussie over de DSA complex, omdat de grens tussen immateriële en fysieke schade vager is geworden, vooral omdat immateriële schade in een digitale samenleving ook indirecte fysieke gevolgen kan hebben.
In de praktijk roept de toepassing van de DSA gemengde reacties op. Het transparanter maken van algoritmen van sociale media platforms lijkt een stap in de richting naar een eerlijker online speelveld. Tegelijkertijd leidt de regelgeving ook tot meer controle, waarbij accounts en berichten kunnen worden verwijderd. Deze terechte zorg kan ook het effect hebben dat mensen zich uit angst voor de gevolgen niet meer durven uitspreken. Het is dus belangrijk om deze wet kritisch te blijven toetsen, zodat de vrijheid van meningsuiting gewaarborgd blijft.
De macht van censuur (Michel Foucault)
Nu het Westen in een tijd leeft waarin de vrijheid van meningsuiting volop wordt gevierd, wordt tegelijkertijd de wereld steeds globalistischer. Niet alleen centraliseert de macht zich in instituties zoals de Europese Commissie, ook burgers krijgen via internet toegang tot ongekende hoeveelheden informatie wat ook hen een vorm van macht geeft. Deze paradox leidt tot een strijd om de waarheid: moet sociale media gereguleerd worden, door wie en op basis van welke criteria? Is het de staat, die wetenschap en media als bronnen van objectiviteit positioneert, of de burger, die zijn toevlucht zoekt tot alternatieve media en platforms om de waarheid te achterhalen? De staat kan bijvoorbeeld criteria hanteren zoals wetenschappelijke consensus en journalistieke normen, terwijl burgers mogelijk vertrouwen op persoonlijke ervaringen en de geloofwaardigheid van alternatieve bronnen. Deze dynamiek weerspiegelt de complexe relatie tussen kennis en macht, zoals beschreven door de Franse filosoof Michel Foucault.
De verspreiding van mis- en desinformatie wordt vaak gezien als een bedreiging voor de democratie en het beïnvloeden van het publieke debat. Politici en media waarschuwen voor de ontwrichtende werking ervan en benadrukken dat desinformatie de samenleving ondermijnt. Plato’s idee dat de staat de verantwoordelijkheid heeft om de gemeenschap te beschermen tegen interne en externe vijanden, lijkt hier te worden aangehaald als rechtvaardiging voor censuur (Geschiedenis van de filosofie, p.176). In deze gedachtegang wordt censuur voorgesteld als een noodzakelijke verdediging tegen de chaos van desinformatie.
Onderzoek toont echter aan dat desinformatie minder invloed heeft op onze samenleving dan vaak wordt gedacht. ‘Empirisch onderzoek toont consequent aan dat mis- en desinformatie een marginaal verschijnsel is’ aldus Van der Meer in een artikel van De Correspondent. Nepnieuws blijkt verwaarloosbaar in verhouding tot de totale informatiestroom en heeft nauwelijks invloed op hoe mensen de wereld zien. ‘Desinformatie is eigenlijk vooral een probleem omdat we er zoveel over praten’. Dit roept de vraag op, waarom desinformatie dan toch als een groot probleem gepresenteerd wordt. Macht?
Volgens Foucault is de relatie tussen kennis en macht essentieel voor het begrijpen van hoe samenlevingen functioneren. Kennis is nooit neutraal en is een instrument dat wordt gebruikt om sociale controle uit te oefenen (Erfenissen van de Verlichting, p.326). Door de dreiging van desinformatie te benadrukken, bouwen politici en media een narratief op waarin zij zich positioneren als de hoeders van de waarheid, net als ten tijde van Thomas van Aquino. Alsof zij het schild vormen tussen de burger en de schadelijke informatie, waardoor afwijkende meningen worden onderdrukt en een steeds strakkere inkadering van wat ‘ware kennis’ is gerechtvaardigd lijkt. Foucault zou erop wijzen dat deze machtsuitoefening niet alleen via expliciete censuur plaatsvindt, maar ook via subtielere vormen van controle, zoals pre-bunken. Dit proces is een voorbeeld van wat Foucault ‘discoursvorming’ noemt: de manier waarop macht en kennis samenkomen om de grenzen van acceptabele waarheid te bepalen (Erfenissen van de Verlichting, p.326).
Foucault zou waarschuwen dat dit soort systemen van controle niet alleen de macht van de staat versterken, maar ook de autonomie van burgers ondermijnt. Burgers worden geconditioneerd om hun denken en spreken aan te passen aan het dominante discours. In plaats van vrijheid van meningsuiting te beschermen, creëert dit een situatie waarin meningsuiting slechts wordt getolereerd zolang deze binnen het heersende discours past. Zo wordt desinformatie een middel om macht te centraliseren en afwijkende stemmen te onderdrukken, wat een directe bedreiging vormt voor onze democratische waarden.
Dit roept fundamentele vragen op over vrijheid van meningsuiting en de totstandkoming van kennis. Is dit de opkomst van een nieuwe klasse van filosoof-koningen, zoals Plato beschreef of de terugkeer van een absolute waarheid, zoals in de tijd van Van Aquino. Foucault zou zeggen dat de ware dreiging niet de desinformatie zelf is, maar de manier waarop het discours hierover wordt gebruikt om machtsrelaties te bekrachtigen.
De uitdager van censuur (Ubuntu)
Censuur is een krachtig middel dat gemeenschappen kan verdelen en onderdrukking kan rechtvaardigen. Dit was ook duidelijk te zien tijdens de Apartheid in Zuid-Afrika. Zo werden bepaalde stemmen onderdrukt of zelfs ontnomen door middel van het controleren van de media, beperken van de mobiliteit en het toepassen van economische restricties. Dit stond haaks op het concept van Ubuntu, dat mens-zijn definieert als een intrinsieke verbondenheid met anderen. Ubuntu stelt dat het welzijn van een individu onlosmakelijk verbonden is met het welzijn van de gemeenschap, wat inhoudt dat elke stem waardevol is voor de collectieve groei (Smedes).
Ubuntu, een Afrikaanse filosofie, speelde een belangrijke rol in de verzoening na de Apartheid, zoals te zien is in het werk van de Waarheids- en Verzoeningscommissie (TRC). In ruil voor amnestie moest degene die misdaden had begaan tijdens het apartheidsregime de volledige waarheid over zijn misdaden vertellen om zo de waardigheid van de slachtoffers te herstellen (Wikipedia). Dit benadrukt hoe belangrijk het is om ruimte te maken voor zelfs de moeilijkste gesprekken. Censuur, daarentegen, sluit deze mogelijkheid af en versterkt ongelijkheid en wantrouwen. Door deze lens bekeken, kan censuur niet alleen worden gezien als een beperking van vrijheid, maar als een directe aanval op de essentie van menselijkheid en de verbondenheid van mensen met elkaar.
Kennisverwerving en het beheersen van het discours zijn in het digitale tijdperk ingewikkelder geworden. Algoritmes, die beslissen welke informatie de burger te zien krijgt, versterken vaak vooroordelen en creëren filterbubbels. Technologie is, naast kennis zoals Foucault ook al benadrukte, niet neutraal, maar kan een uitsluitende werking hebben. In westerse samenlevingen wordt censuur vaak gerechtvaardigd als middel om orde of veiligheid te waarborgen. Volgens Ubuntu-filosoof Mogobe Ramose wordt het juist gebruikt om verschil in perspectief of interpretatie plat te slaan (Smedes). In de principes van Ubuntu staan juist relaties en sociale harmonie centraal, waardoor het belang van een digitale ruimte waar alle stemmen worden gehoord, ongeacht afkomst, ideologie of invloed wordt benadrukt. Deze visie biedt een ingang voor een inclusieve digitale gemeenschap waarin wederzijdse erkenning en respect centraal staan, zelfs in de meest verdeelde discussies.
Ramose benadrukt dat dialoog een cruciaal onderdeel is van het opbouwen van wederzijdse relaties. Hij stelt dat dialoog niet alleen een middel is tot communicatie, maar een fundamentele uitdrukking van menselijkheid, waarbij de wederzijdse erkenning ons mens maakt en we onszelf en de wereld om ons heen pas leren kennen door de gemeenschap waarin wij leven. In een gecensureerde samenleving worden bepaalde stemmen stilgehouden, wat leidt tot een vervorming van de dialoog en daardoor tot een verstoring van het evenwicht in de gemeenschap (Maris) In een wereld die steeds meer polariseert, biedt Ubuntu een filosofisch kompas om te navigeren door de uitdagingen van vrijheid van meningsuiting en inclusiviteit. Het stelt niet alleen dat elke stem telt, maar dat de afwezigheid van een stem ons allemaal armer maakt.
De kern van democratie
Censuur in een vrije democratie is niet te rechtvaardigen, omdat de kern van de democratische samenleving ligt in het beschermen van vrijheid van meningsuiting, het recht op toegang tot verschillende perspectieven en een open publiek debat. Recente initiatieven zoals pre-bunking en wetgeving zoals de Digital Services Act zijn bedoeld om deze democratische waarden te beschermen, en brengen risico’s met zich mee. Het gevaar schuilt in het scheppen van een dominant discours, bepaald door machthebbers, waardoor de autonomie van burgers en de diversiteit van het publieke debat worden beperkt. Zoals filosofen als Plato, van Aquino, Kant, Mill en Foucault al benadrukten, ligt de kracht van een samenleving in de vrijheid van kritisch denken en open dialoog.
Plato waarschuwde voor de menselijke drijfveren die de macht over waarheid kunnen corrumperen, terwijl Kant benadrukte dat vrijheid essentieel is voor het proces van zelfstandig denken. Van Aquino maakte een duidelijk onderscheid tussen objectief weten en subjectief kennen. Mill stelde dat alleen fysieke schade censuur kan rechtvaardigen, terwijl immateriële schade, zoals gekwetste gevoelens, geen basis mag zijn voor beperking van meningsuiting. Foucault voegde hieraan toe dat macht en kennis altijd met elkaar verweven zijn, waardoor controle over informatie gemakkelijk leidt tot machtsmisbruik.
In de geglobaliseerde, digitale wereld heeft de strijd om waarheid nieuwe dimensies gekregen. De Digital Services Act verplicht platforms tot regulering, maar wie bepaalt wat ‘schadelijke’ inhoud is? Net zoals in de Middeleeuwen waar afwijkende ideeën werden onderdrukt door de kerk, dreigen afwijkende stemmen nu te worden onderdrukt door moderne instituties, zoals de Europese Commissie. Dit roept vragen op over hoe de waarheid beschermd kan worden zonder vrijheid te schaden.
De Afrikaanse Ubuntu-filosofie biedt een waardevol alternatief perspectief. Deze heeft als centraal motto ‘ik ben, omdat wij zijn’ en stelt dat dialoog en wederzijdse erkenning cruciaal zijn voor sociale harmonie. In plaats van stemmen te onderdrukken, pleit Ubuntu voor een inclusieve benadering waarin elke mening telt en waarin samenlevingen sterker worden door diversiteit en debat.
Hoewel de bestrijding van desinformatie een legitiem doel is, mag dit nooit de waarden van een democratie ondermijnen. Investeren in mediawijsheid, transparante technologie en publieke educatie biedt een krachtig en passender alternatief voor censuur. Burgers verdienen het vertrouwen om kritisch na te denken en te leren van verschillende perspectieven. Alleen zo kan een democratie gewaarborgd blijven dat zowel recht doet aan vrijheid als aan verantwoordelijkheid.
Afbeelding: Unsplash
DELEN
eerdere Artikelen
-
Twee botsende democratische perspectieven in het woondebat6 oktober 2025/0 reacties -
-
Een veelheid aan verhalen verenigd in één narratief14 maart 2024/ -
Geloof, maar blijf twijfelen1 maart 2024/ -
Bubbeltirannie27 februari 2024/